Geen mens is volmaakt. In onze onvolmaaktheid hebben we bestaansrecht en verdienen we compassie.

 

meer over (zelf)compassie

over de ontwikkeling van (zelf)compassie

(Zelf)compassie vraagt allereerst om moed. De moed om je eigen pijn onder ogen te zien. Dat lijkt misschien vanzelfsprekend en eenvoudig, maar is het allerminst. De gedachte dat je je kwetsbaarheid maar beter niet kunt tonen – niet klagen, maar dragen! – is immers wijdverbreid, zeker in de westerse cultuur. We hebben haar vaak zo diep weggestopt dat we haar eerst zullen moeten her-ontdekken.

Hoe? Door stil te worden en verbinding te maken met je innerlijke ervaringen, bijvoorbeeld met behulp van mindfulness. Zonder oordeel kijken naar wat je pijn of verdriet doet.

Als je eenmaal durft waar te nemen en erkennen dát je ergens last van hebt – van bepaalde gevoelens of gedachten of van sommige mensen of omstandigheden – vormen die ervaringen je uitgangspunt. Niet zozeer om ze ‘op te lossen’, we zoeken niet naar kant-en-klare antwoorden. (Zelf)compassie is op de eerste plaats een liefdevolle verkenning vanuit openheid, nieuwsgierigheid en verwondering. Je benadert je kwetsbaarheid als een goede vriend of vriendin die het beste met jou voorheeft. Die komt ook niet meteen met antwoorden, die vertrouwt erop dat je die vanzelf zult vinden.

Je stelt jezelf vragen tijdens deze verkenning. Wat roert zich daarbinnen aan verhalen, gedachten, oordelen en bijbehorende gevoelens? Waar en hoe zijn ze ontstaan? Bedenk dat de onvrede die je ervaart zelden uitsluitend te maken heeft met het hier en nu. De bron ervan ligt vrijwel altijd in oude pijn. Het verleden kun je niet meer veranderen, maar je verhouding ertoe wel. Met mededogen kun je daarin leren ontspannen en verzachten. Dat geeft ruimte om te onderzoeken wat je in het nu nodig hebt. Bij (zelf)compassie stel je jezelf vragen als:

  • Welk deel van mezelf heeft het hier moeilijk mee?
  • Waar heeft dat mee te maken?
  • Wat heb ik hierin nodig?
  • Wat is hierin mogelijk?
de stem van de innerlijke criticus

Zo’n liefdevol onderzoek is voor velen een totaal nieuwe ervaring. Je maakt contact met oude delen in jezelf die jouw aandacht, jouw zorg vragen. Die bleef veelal uit omdat je je eerder liet leiden door de stem van je innerlijke criticus.

Die stem kennen we allemaal in meer of mindere mate, geen mens is er helemaal vrij van. Het is de stem die ons schaamte aanpraat, of pogingen doet om voorgoed af te komen van delen die gênant lijken. De criticus wil de kwetsbare delen in jezelf beschermen, door ze met bestraffende zelfdiscipline te domineren. Hij kan je zomaar aanvallen op zogenaamde gebreken, uit angst voor nieuwe pijn. Met de beste bedoelingen levert hij voortdurend commentaar op heel je doen en laten. Hij oordeelt en vergelijkt, verwijt en controleert, adviseert en commandeert, ontraadt en verbiedt. Het is de stem die spreekt uit angst voor afwijzing in plaats van liefde. Maar in de praktijk zorgt hij ervoor dat jij jezelf afwijst. Onbedoeld veroorzaakt hij daarmee nieuwe pijn en onzekerheid. Bovendien is zijn werk  tevergeefs, want wat hij er allemaal onder probeert te houden plopt vroeg of laat toch ergens weer op.

Je innerlijke criticus geeft je dus het gevoel dat je het nooit goed (genoeg) kunt doen. Je bent een mislukkeling, er is iets mis met je. Typische criticusuitspraken zijn:

  • Dat had je zo niet moeten zeggen/doen.
  • Je mediteert nu al zolang en nóg ben je rusteloos.
  • Dat lukt je toch nooit dus doe maar niet.
  • Een goede moeder / werknemer / vriendin / zus / kind enzovoort doet zoiets niet.   

Het heeft geen enkele zin om met je criticus in gevecht te gaan. Benader hem liever met compassie. Het is belangrijk dat je zijn pijnlijke emoties, fysieke sensaties en impulsieve reacties leert zien als signalen van oude, veelal kindsdelen in jezelf. Dat je leert hoe je je eigen ‘begripvolle ouder’ kunt zijn, met geruststellende, liefdevolle zorgzaamheid. Maak vriendelijk contact met dit angstige deel in jezelf, en ga ermee in gesprek. Waar is hij toch zo bang voor? Wat probeert hij zo hartstochtelijk te beschermen of voorkomen? En wat heeft hij ter geruststelling van jou nodig?

Bedenk en herinner je steeds opnieuw dat jij die stem niet bent. En dat je je leven er dus ook niet door hoeft te laten bepalen.